Actueel: “Big Brother” PRISM

Het nieuws sloeg begin juni in als een bom. The Guardian en de Washington Post brachten 7 juni geheime informatie over het digitale spionage programma PRISM naar buiten. De Amerikaanse National Security Agency (NSA) harkt op ongekende schaal data binnen via de servers van software- en internetgrootheden als Google, Facebook, Apple, Microsoft, Skype en anderen. Met data mining tool Boundless Informant kan die Big Data ook nog gedetailleerd inzichtelijk worden gemaakt. Er worden niet alleen buitenlanders bespioneerd. Met medewerking van telefoonprovider Verizon houdt men ook de eigen burgers in de gaten. De wereld was in shock: zijn de Verenigde Staten de gevreesde Big Brother uit George Orwell’s 1984?

Logo PRISM. Source: NOS

Sinds het bestaan van beide afluisterprogramma’s uitlekte, dankzij klokkenluider Edward Snowden, staan de woordvoerders van het Witte Huis en de Amerikaanse inlichtingen- en veiligheidsdiensten op het standje damage control. Het ligt allemaal net wat anders dan in de media wordt gesuggereerd. Alles is volgens vastgelegde regels en procedures verlopen. Bovendien draait het vooral om het interpreteren van de metadata. Oftewel, het gaat niet zozeer om wat er wordt gezegd (content) maar om wie met wie in contact staat (context).

Waar de Amerikanen er weinig problemen mee lijken te hebben dat de overheid op grote schaal meeluistert, hebben Europeanen toch andere ideeën over het respecteren van de privacy van burgers in combinatie met staatsveiligheid. Omdat diverse Europese politici en hoogwaardigheidsbekleders behoorlijk stonden te stuiteren over het schandaal gaat de Amerikaanse regering, bij wijze van handreiking aan de Europese Unie, uitleg geven over PRISM.

Het Europese gejammer is enorm dubbel. Duidelijk is dat de Britse geheime dienst informatie uit het programma heeft ontvangen. In België gaan experts er van uit dat de Staatsveiligheid mee profiteert van de kennis uit de VS. Onze Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) doet geen mededelingen over de samenwerking met buitenlandse veiligheidsdiensten. Minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk, onder wiens verantwoordelijkheid de dienst valt, wil wel opheldering van de Amerikaanse regering (video).

Hetzelfde dubbele gevoel geldt voor de verontwaardiging van de internetgiganten, over het bestaan van het programma. Ze ontkennen allemaal dat ze de autoriteiten directe toegang tot hun servers verlenen. Een slide uit een gelekte PowerPoint presentatie suggereert iets anders. Daarin staat dat, sinds de introductie van PRISM in 2007, diverse bedrijven medewerking zijn gaan verlenen aan het programma. Microsoft was de eerste in december 2007, gevolgd door Yahoo in 2008. Google, Facebook en PalTalk kwamen er in 2009 bij, YouTube sinds 2010. Skype, AOL (2011) en Apple (2012) zijn voorlopig de laatste die aan de lijst zijn toegevoegd.

Een van de gelekte PowerPoint slides. Bron: The Washington Post

De ontkenningen maken de discussie over privacy, openheid en transparantie pas echt krom en dubbel. Big Commercial Data (Google c.s.) tikt Big Intelligence Data (NSA) op de vingers. Want voor zover ze medewerking verleenden aan toegang tot gebruikersgegevens, gebeurde dit alleen op basis van het juiste juridische raamwerk. Wellicht zijn ze jaloers, omdat de NSA, volgens FrankWatching, een significant betere data mining strategie heeft dan zij zelf hebben. Verslaggever Barton Gellman van de Washington Post zet de discussie in perspectief. “Mensen maakten er altijd grappen over. Google en Facebook zijn de beste inlichtingendiensten ter wereld – ze weten meer over jezelf dan iedereen (video).”

En nu is bekend dat wat Google en Facebook van ons weten, ook terecht kan komen op een bureau van een inlichtingendienst in de Verenigde Staten, Groot-Brittannië of Nederland. Het is een goed wakkerschudmoment voor iedereen. De aloude stelregel ‘six degrees of seperation’ geldt door onze online activiteiten niet meer. Met netwerken als Facebook, Twitter en LinkedIn kun je in veel minder stappen in iemands nabije omgeving terecht komen. Dat is op zich niet problematisch, maar de mogelijkheid bestaat dat je sneller in beeld komt bij een contextmeting van de NSA. Voor je het weet, ben je indirect verdacht. Met de beschikbare metadata kunnen geheime diensten location based profiling toepassen. Dan mag je jezelf verantwoorden waarom je op een bepaald moment ergens was en wat je daar deed. Dat klinkt wel heel erg Orwelliaans, anno 2013.

De oorspronkelijke tekst is van 17 juni 2013 en gepost op Merge Media.